Tijdens de feestelijke reünie ter gelegenheid van 100 jaar ALO wist oud-student Peter Heerschop met zijn kenmerkende humor, warmte en scherpe observaties het publiek te raken. In zijn column blikte hij terug op zijn tijd aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, de mensen die hem inspireerden en de onvergetelijke momenten die de ALO zo bijzonder maken.
Lees hieronder de volledige column van Peter Heerschop, zoals hij die voordroeg tijdens de reünie.

Wall of Fame
Ik hang hier op de Wall of Fame. Naast Louis van Gaal. Heb ik verteld aan Louis. Wij hangen op de ALO naast elkaar op de Wall of Fame. Antwoord van Louis. Dan weet je gelijk dat het geen reet voorstelt.
ALO Droom
Ik wilde altijd al gymleraar worden. Vond gym een prachtig vak. Dus waarschijnlijk dacht ik. Nou als dat een beroep is.
Elke dag gym.
Mijn gymmeester op de basisschool was meneer Overtoom. De 6 jaar middelbare school erna had ik nog eens 4 jaar les van meneer Overtoom. Mijn held. Het fijne van meneer Overtoom was dat je op de middelbare school van hem elke les mocht kiezen. Je deed in de winter of met hem mee in de zaal met zaalsporten of turndingen, of je mocht zelf buiten voetballen op het veld naast de school. Ik ging altijd voetballen. In de zomer gingen we met zijn allen elke les softballen. Kortom, hij was eigenlijk niet een hele goede gymleraar. Geen ALO gedaan, maar HALO. Eén jaar had ik les van meneer Schrijvers. Hij deed meer aan turnen. En een jaar les van meneer Gerritsen. Die was meer van atletiek. Dus dat kwam ALO technisch gezien opgeteld goed uit. En er was mevrouw Huismans. Die mocht je Marion noemen... Omdat ze zo heette. Juf Marion. Ik had geen les van haar maar door haar wist ik helemaal zeker dat ik gymleraar wilde worden
Inmiddels was mijn 3 jaar oudere broer al aangenomen op de ALO. Terwijl ik hem nooit eerder had gehoord over dat hij ook graag gymleraar wilde worden. Had ie dus zonder het te zeggen van mij afgekeken. Dat zal hij nooit toegeven, maar dat is wel zo. Nu lag er een enorme druk op mij want het zou wel een enorme afgang zijn als ik dus niet werd aangenomen. Voor de zekerheid ben ik extra gaan oefenen voor de testdag. Met alle drie de gymleraren En met juf Marion. Maar dat was niet speciaal voor de test.
ALO trots
Om op de ALO te komen moest je eerst laten zien wat je kon op de testdag. In onze tijd werd één op de acht of negen aangenomen. Ik had me voorbereid door het laatste half jaar met de gymleraar allerlei oefeningen door te nemen. Was allemaal haalbaar. En op de dag zelfdeed ik natuurlijk vooral mijn uiterste best. Maar ik ging ook kijken wie er slechter was. Viel er eentje uit de zwaaiende ringen, jammer, maar wel streepje erdoor en gunstig voor mijn kansen. Aan het eind van de dag gingen we naar het zwembad. Moesten ook een paar zwemslagen laten zien. In mijn groep zit ook een Surinaamse jongen. Die is aan de beurt, springt in het zwembad, zinkt gelijk naar de bodem. Kon helemaal niet zwemmen, was gewoon aan het verzuipen. Die hebben we met een paar anderen op moeten duiken. Allemaal schrikken maar ook wel weer een streep door een mogelijke concurrent. Afijn, ik was aangenomen Kom ik de eerste dag op de ALO. Is die Surinaamse jongen er ook. Zit gewoon bij mij in de klas. Eerste zwemles. Ik zeg tegen de zwemleraar. Je moet hem in de gaten houden want hij kan niet zwemmen. Zegt die leraar: “Dat weet ik. Ik was erbij op de testdag, maar……. als je bereid bent om te sterven om op de ALO te komen dan ben jij de juiste persoon voor ons”
Wij waren supertrots.
Als ik mijn leven over zou mogen doen dan zou ik weer naar de ALO gaan. Ik voelde me daar totaal op mijn plaats, gewaardeerd en uitgedaagd. Ik was trots op het donkerblauwe jack met achter op het logo van de ALO en de woorden “Academie voor Lichamelijke Opvoeding”. In de bus en de trein draaide ik me af en toe expres een beetje zo dat andere reizigers het konden zien. Er waren 3 eerste klassen van allebei 60 studenten. 30 jongens, 30 meisjes per klas. Indeling op alfabet. We begonnen dus met 180 in het eerste jaar. Ik zeg erbij dat de helft na het eerste jaar afviel omdat ze -in het algemeen- de theorie niet aankonden. Dat bleken in het algemeen voor een groot deel degenen te zijn die HAVO en dus geen VWO hadden gedaan. Dat was een raar en zeer onterecht criterium want het was een hbo- opleiding en bij de afvallers zat -in mijn ogen- een aantal prima docenten. Maar goed. Heb ik het woord elitair al gebruikt? Rector in die tijd, Doctor Kuiper had nu bijvoorbeeld zinnen als. In het failliet van de vorming ligt de deconfiture van een cultuur. Niemand begreep het in die tijd precies maar we snapten wel dat hij bedoelde dat we een elitekorps waren. Zoals conrector Alkema het noemden. Hoogstopgeleide vakdocenten in den lande. Wij werden geacht dat uit te dragen.
Bij de praktijklessen waren jongens en meisjes gescheiden. Anatomie en Fysiologie hadden we met alle 180 studenten tegelijk in de grote collegezaal. Psychologie, pedagogiek, filosofie en Theorie van de LO met de eigen klas. Oh, en Bouw en Inrichting. Een vak waar verder, naar ik vermoed, niemand verder ooit iets mee heeft gedaan. Enige wat ik heb onthouden. Een sportveld moet je tonrond aanleggen. Met de bolling naar boven. Maar het kwam er dus wel op neer dat ik vooral veel met de jongens te maken had. Tenminste overdag. We hadden vanaf het begin een vriendschap die ik niet kende van de middelbare school. Heeft natuurlijk ook alles te maken met de leeftijd maar ook met het type student. Bewegelijk en geïnteresseerd, liefhebbers van spelen en types die graag willen begrijpen waarom iets wel of niet lukt. Vaak niet speciaal goed in één sport, maar wel redelijk goed in meerdere sporten. En daarom, denk ik, ook een brede interesse. Radicale nieuwsgierigheid naar alles en iedereen om ons heen. Voortdurend bewust dat je elkaar nodig hebt. Zowel bij praktijk als bij theorie. Ik zat in een erg leuke klas. We waren een soort van “geheim genootschap”. Dat kon iedereen zien. Dus zo geheim was het niet, We voelden ons echt samen. We waren allemaal enorm “aanrakerig” Dat mocht toen nog gewoon. Tenminste dat hoop ik. Ik voelde me helemaal ALO Laat ik een praktijk, een theorie en een buitenschools-voorbeeld geven.
Praktijk.
Ik was niet zo goed in turnen. Zeg maar behoorlijk slecht. Als we bijvoorbeeld salto uit de zwaaiende ringen moesten maken dan liep mijn hele klas kriskras door de zaal met 8 dikke matten want ze hadden geen idee waar ik los zou laten. Ze hebben me vaak van de muur af moeten krassen. Om de achterstand in te halen was er op maandag vanaf 18 uur extra turnles. Omdat degenen die daarheen gingen er nog weinig van konden heette het “Kruk-uur”. Je kwam daar om te krukken. In het begin was voor mij vooral de rekstok een uitdaging. Dat begon al met het begin van elke oefening. De kip. Daarna een buikzwaai, weer tot steun. Eén been over de stok en dan een molendraai met dus je ballen tegen de stok, en op de een of andere manier afsluiten met een salto. En dit allemaal om gymleraar te worden.Ik vraag nu of jullie deze oefening ooit als les hebben gegeven op welke school dan ook. Nee natuurlijk niet. Maar ik begreep ook wel dat het erom ging dat je beweging technisch op allerlei vlakken ver boven het gemiddelde uitstak zodat je basis heel eenvoudig kon voordoen. Ik vond het leuk bij krukken. Daar was ik met lotgenoten. Overigens ook vaak met degenen die het al echt goed konden, want die kwamen helpen. Ik zei al. Wij waren een genootschap Door die rekstok kreeg ik in het begin wel blaren Dikke bloedende blaren... De flappen hingen erbij. Van de turnleraar van dienst kregen we de tip om daar pasta lazar op te smeren. Maar wat nog beter hielp om de boel snel dicht te krijgen was volgens hem. Er ’s morgens overheen te pissen. Ochtendurine is enorm helend bij blaren. Als je dat zelf vies vond om te doen mocht je het ook door een ander laten doen. Ik zei al. We waren echt een genootschap
Voorbeeld Theorie: Mevrouw Cocu
Was onze anatomie-juf op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Gaf les als een theatervoorstelling. Anatomie, dat je alle Latijnse namen van spieren en botten kent. Want het is handig dat als erbij gym iemand iets breekt en je moet ermee naar het ziekenhuis dat je wel weet hoe zo’n bot heet in het Latijn, schept vertrouwen bij een arts, en natuurlijk ook bij de ouders. Anatomie-juf. Mevrouw Cocu. Wij hadden van haar college met 180 studenten tegelijk. ALO studenten. Mevrouw Cocu was een niet al te grote vrouw van ,ik denk een jaar of, weet ik niet en moest ons ten eerste stil zien te krijgen. Veel geroezemoes, luid gebabbel, hard gelach, Dan moest zij de boel stil krijgen. Deed ze als volgt. Onder haar tafel zat een kast. Deed ze het deurtje open en…dat klapte ze opeens keihard dicht. Je schrok je de pestpokken. En dan pakte ze de microfoon en dan zei ze. Goedemorgen...ik wil jullie iets met jullie delen. Vorige week na de les zag ik een paar van jullie van de brede houten leuning van de trap glijden. Ik zeg niet wie, maar het waren jongens. Niet vreemd. Best veel jongens doen dat. Meisjes vrijwel nooit. Waarom jongens dit vaker doen dan meisjes kunnen jullie vast zelf wel een antwoord op bedenken en zorg ervoor dat het woord “kinderachtig” erin zit. En dan was ze ondertussen begonnen met tekenen op het bord. Er was geen digibord. Er bestond geen PowerPoint of wat dan ook.
Er was een schoolbord. Er was krijt. Mevrouw Cocu kon heel erg goed tekenen, op het bord, met 6 kleuren krijt. En dan tekende ze de trapleuning met daarop een student in zijn korte broek, en dan fluisterde ze een paar namen van jongens die dat zouden kunnen zijn. Maar die fluisterde ze precies zo onduidelijk dat het altijd leek of jouw naam er ook bij zat. Vervolgens schreef ze naast de leuning wat voor soort hout het was, Canadese Spar, en ze vertelde dat één van de eigenschappen van deze houtsoort is dat hij nogal fors kan splinteren. Kijk, zei ze, dit heb ik een keer meegemaakt bij een collegastudent van jullie. Zat hier 2 jaar geleden op de ALO. En dan tekende ze heel nauwkeurig het hele zakie van de betreffende student. Waarbij ze ook nog even de Latijnse namen erbij zette. Scrotum, testicula, corpus spongiosum…. En daar tekende ze dan onderaan de leuning een enorme splinter doorheen. Maar zo levensecht getekend, in 6 kleuren, dat elke man in de klas zijn ogen dichtkneep en dat zelfs elke vrouw een bijzonder empathische hard gekreunde “AU” liet ontsnappen. Vervolgens vroeg ze of er toch ook nog jongedames geïnteresseerd waren in de enorme splinter gespietst in de labia externalis, en dan smeekten we met de hele klas of ze alsjeblieft met de les kon beginnen. Mevrouw Cocu, die kon je op het puntje van de bank krijgen. Ze gaf ook de vakken EHBO en Hygiëne. Als zij een open breuk op het bord tekende, in 6 kleuren dan wist ze zeker dat er het hele blokuur niemand meer stiekem wilde eten werd in haar collegezaal. Zo goed getekend. De conciërge heeft ‘s middags na een les een keer van pure schrik de brandweer gebeld om die tekening uit te laten zagen. Bij het vak “Hygiëne” was haar specialiteit. De SOA’s. Die tekende ze zo goed dat een vriendin van mij een keer een vaginale schimmel had opgelopen alleen omdat ze het bord had uitgeveegd.
Toen ik later als gymleraar werd aangenomen kwam ik in een sectie met iemand die twee jaar voor mij op de ALO had gezeten. Ik weet nog goed dat we na een dag lesgeven met een groepje gymleraren onder de douche stonden. Wij douchten toen nog samen. Ik zal je zeggen, die had een hele rare zak. Normaal let ik daar echt nooit op. Maar was gewoon zo. En hij ziet me kijken en hij knikt en zegt. “Klopt, dat was ik, op het bord, in 6 kleuren”
Mevrouw Cocu is niet de enige. Wat heb ik een aantal fantastische docenten gehad. Ik heb een aantal hier al gezien. Tegen jullie wil ik zeggen. Het is niet onopgemerkt gebleven. Docenten die mij op een dierbare wijze hebben gevormd en verder hebben geholpen en mij beter hebben laten inzien wie ik kon zijn. Jullie hebben mijn het brede vertrouwen voor wat dan ook meegegeven. Mijn denken gevormd. Mijn bewegen. Jullie zijn belangrijker geweest dan welke regisseur in de kunst dan ook. Een speciale vermelding nog voor Meneer Herman Scholten, pedagoog. Uitspraken als Elke houding is een verhouding. De kern van ontmoeten is ont-moeten. En we spreken niet van gedragsproblemen maar van gedrag. En in elk gedrag ligt de vraag besloten. Help me. Ik draag ze mee. Ik gebruik ze.
Op donderdagavond gingen we naar de Soos. Midden in de stad. Na een lange dag op school eerst met zijn allen uitgebreid douchen. Vaak met alleen de mannen. Soms mannen en vrouwen samen. Hoe dan ook. Altijd zingend en dansend. Erna gingen we eten bij een klasgenoot die in de buurt woonde. In het algemeen chili con carne. Op de een of andere manier hadden we een keer met elkaar afgesproken dat er wel behoorlijk veel sambal in moest. In elk geval meer dan de vorige keer. Geen idee waarom we dat zeiden. Was zo. De bonen moesten pijn doen. Bij het eten, en de ochtend erna. Erbij vast wat drinken. Vaak bier maar ook regelmatig flessen koude lambrusco. Drinkt nu niemand meer. Toen wel. En dan, op naar de Soos met fiets, tram of bus. Er werd gesproken en gelachen en er werd gedanst. Veel gedanst. Wij waren van de ALO, en we hadden op school ook Jazzgymnastiek van Wladimir, dus we hadden allemaal wel ruimte nodig voor onze bewegingen. Die ruimte was er niet. Maar die namen we wel. In het Soos-gedeelte stonden studenten zelf achter de bar. En wij bepaalden met elkaar ook zelf de muziek. Afwisselend soul, disco, romantiek. Op alles kon worden gedanst. Alles kon worden meegezongen. De meeste avonden eindigend met mannen en vrouwen tegenover elkaar meeschreeuwend met Paradise by the Dashboardlight. Met erna nog voluit dansend en zingend op “I will survive” van Gloria Gaynor. Dat lied is later ingepikt door de Feyenoordfans, maar eigenlijk was het dus vooral het lijflied van ALO Amsterdam. Verhit en dampend liepen we om 02.00 uur de nacht in. Naar huis? Hoe dan? De meesten van ons woonden helemaal niet in Amsterdam. Kortom. Er moest dan nog even een slaapplek worden geregeld. Soms was die al geregeld. Namelijk op het adres van de chili con carne.
Soms wilde je nog wat anders proberen.“Kan ik bij jou slapen?”
“Natuurlijk, gezellig, moet je morgen ook om 08.30 op de Jaap Edenbaan zijn voor schaatsles?"
“Ja”
“Helemaal makkelijk, gaan we samen”
Of je werd zelf gevraagd
“Kom je bij mij slapen?”
“Is goed”
Dit was overigens nog niet het moment dat we dan al naar “huis” gingen. We gingen eerst broodjes shoarma eten bij “Ben Cohen” op de Rozengracht. Volledig ondergedompeld in knoflooksaus. Pas daarna naar de verschillende slaapplaatsen. Degenen die naar het “chili con carne- vertrekpunt gingen aten daar nog een hapje bonen. Het kon ook zijn dat je met een nieuwe beste vriend of vriendin mee was. Mocht ook. Prima, makkelijk. Kon ook. Wat ik bedoel. Je wist vaak niet precies hoe de avond zou lopen. Enige wat we wisten was dat we de volgende ochtend op 08.30 op de Jaap Eden baan omgekleed op schaatsen moesten staan.
Of in de roeiboot moesten zitten op de mistige Sloterplas. Of aan de rekstok in de turnzaal.
Of in een kleine blauwe Speedo naast het zwembad.
Of met een trommelende tamboerijn bij Muziek en Bewegen.
Of door de lucht geslingerd door sensai Kallenbach bij judo
Maar ik durf te beweren. Er is nooit iemand te laat gekomen op vrijdag.
Opgeteld. Wat betekent de ALO?
Mijn beste vrienden ken ik van de ALO. Met twee ervan heb 35 jaar opgetreden. Met 5 anderen gaan we er regelmatig samen op uit, kamperen, fietsen, in de winter de zee in om een gestorven ALO-vriend te herdenken, lieve Fons, je bent erbij. We drinken, en we praten en ik zweer je, in elk gesprek altijd iets over de ALO. Weer een andere is mijn ex-vriendin Van 4 anderen had ik gewild dat ze mijn ex-vriendin waren. Maar dat is gebleven bij enkele nachten na de Soos. Ik wilde altijd docent worden op de ALO. Veldspel. Maar goed, degenen die dat vak gaven zijn pas onlangs gestopt. Die zijn echt doorgegaan tot hun 90e. Knap maar ook knap asociaal om een nieuwe enthousiaste generatie een droom te ontnemen.En zo kom ik bij een nieuwe enthousiaste generatie. De ALO in een andere opzet. Andere structuur. Losser klasverband. Niet meer van zichzelf maar deel van de grote HvA. Was dit nog wel mijn ALO? Ja, zeker wel. Het type student is namelijk – in de kern- niet veranderd. Enthousiast, bewegelijk, geïnteresseerd in elkaar, energiek, aanrakerig, Enorm balend van blessures, allerlei mogelijkheden openhoudend, liever pratend dan lezend, niet te lang stilzitten, willen graag meedoen, we zien nog wel waar we heen gaan, het niet zomaar laten merken maar toch altijd op zoek naar verdieping, op een paar na, die vinden het te veel gelul, en dat zijn vaak degenen die zeker gaan lesgeven, want een aanzienlijk deel gaat uiteindelijk niet lang lesgeven, maar ze blijven wel voorgoed ALO. In wat ze ook doen. Een ALO’er herken je op vakantie. Waarom raak met die persoon zo makkelijk aan de praat? Logisch, ook ALO gedaan. Allemaal bijzondere mensen met hoe dan ook ergens van binnen een bijzondere verbondenheid. En dat blijft. Ook met mij jaargenoten die te vroeg zijn overleden. Ze zijn er nog altijd bij. Wij zijn met zijn allen een hele lange Wall of Fame. En ik kan je zeggen. Dat stelt echt heel erg veel voor. Zoals oud-rector Dr Kuiper tegen ons zei bij de diploma-uitreiking. “U bent hier door ons opgeleid. Voortaan bent u in gezelschap met uw voortreffelijke zelf” Daar had hij niet helemaal gelijk in. Ik zou zeggen. Voortaan zijn we op welke manier dan ook, voorgoed samen in de geest van de ALO. Het is niet ik ben de ALO. Wij zijn de ALO. En dat vieren we.